De Vorstelijke Palts van Zutphen

paltzDE VORSTELIJKE PALTS VAN ZUTPHEN – DEEL 1
ZUTPHEN – Donderdagavond 29 september 2011 bezocht ik de Burgerzaal, alwaar stadsarcheoloog Michiel Groothedde zijn nieuwe boek ten doop hield. Een dissertatie over de ‘Palts in Zutphen’, als onderdeel van het Odyssee-project, waaraan het Saxion-College Deventer en een aantal andere instellingen meewerken. Groothedde hoopt in het najaar van 2011 te promoveren aan de Universiteit van Amsterdam… en dan pas ook komt zijn boek uit in het commerciële circuit. Het eerste exemplaar van zijn studie werd deze avond aangeboden aan de wethouder van Cultuur, Hans de la Rose (die eerder dit jaar nog ongunstig in het nieuws kwam omdat hij de Openbare Bibliotheek in de eeuwenoude Broederenkerk wil sluiten, ondanks de vele protesten. Dankzij een ingezonden brief van mij is dat uiteindelijk niet doorgegaan, omdat ik hamerde op de gunstige ‘flow’ waarin Zutphen zich sinds jaren in bevindt en dat veranderen en ingrijpen in de ‘stromen’ rampsoed over de stad kan brengen – lees minder inkomsten door minder toeristen en investeerders), die het boek in ontvangst nam en zelfs nog refereerde aan een eerder openbaar optreden waarin hij niet zo gunstig uit naar voren kwam.

Na de opening en de plichtplegingen trad een drietal lieden op en brachten een vers, een ode ten gehore aan de Palts, stad en opgravingen. Eén van de drie was de huidige stadsdichteres van Zutphen en ik hoorde; ‘Haardplaats – vorstelijke Palts – Tufstenen traptoren – Rondboogvenster – Grafelijke keukens – Ringwalburght… De vorstelijke Palts was in zijn tijd (midden in de 11e eeuw – 1046?) het grootste stenen gebouw van ons land, met een grondmaat van 53 meter lengte en 12,5 meter breedte. Het was een bestuurscentrum en Zutfen was toen de kiemcel van de huidige provincie Gelderland. En dat beweer ik ook al eeuwen! Een Palts was niet alleen een kasteel of paleis maar ook de Kapittelkerk, Klooster en de stad eromheen werden een Palts genoemd. De Palts werd bewoond door een Paltsgraaf. Hij werd door de koning aangesteld en die koning kwam slechts incidenteel op bezoek. Soms maar één etmaal per jaar. Desondanks had de koning een eigen vertrek in de Palts; zijn logeerkamer zeg maar.

Volgens Michiel Groothedde is de landtong tussen IJssel en Berkel vanaf de 3e eeuw na de jaartelling permanent bewoond geweest tot heden. Op de rivierduinen bouwde men een kamp, wat zou uitgroeien tot de huidige stad. Ik denk dat Zutphen, Zutfen, Suytfenne of Zuidveen al ver vóór de jaartelling een belangrijke strategische vesting en handelspost was! Gelegen op de rivierduinen. Zuidelijk van de oude stad vinden we Bronsbergen, Helbergen en de Harenberg, de zuidelijkst gelegen hoogten waar een vesting gelegen kan hebben… en van daar uit een verbinding kende naar het noorden, via de Gorsselse heide, de Sallandsche Heuvelrug en Lemelerberg naar Drenthe en Groningen. Daar heeft een ‘Hessenweg’ gelegen als verbinding tussen het noorden en het zuiden van het Saksenland. Vanuit Zutfen ging dat ook naar het oosten, diep het achterland in. Van Harderwijk liep een route over de Veluwe naar Beekbergen en daar vertakte de route zich. Een route liep naar Arnhem, de andere naar Zutphen.

Daar, nèt ter hoogte van de genoemde rivierduinen, was een doorwaadbare plaats en vandaar liep een route via Zutfen naar Hengelo (Gld.) naar Aalten en verder het Hamaland in. Over die route heb ik geschreven in het verhaal van de Varusschlacht ofwel de strijd tussen de Germaanse stammen en de Romeinen in het jaar 9, ergens in het Teutoburger Wald. De opgejaagde Romeinen, althans wat er over was van de troepen, zijn vermoedelijk bij Varseveld nogmaals te grazen genomen en overlevenden wisten Zutfen te bereiken, staken daar over en trokken over de Veluwe naar Harderwijk, alwaar een Romeinse vloot in het Flevomeer lag. Slechts zeer weinigen overleefden de slachtpartij. Een andere route liep van Zutphen naar Lochem en Delden naar Oldenzaal en verder naar Münster. De Hamalandse Grafen breidden hun macht uit en met name in de 8e, 9e en 10e eeuw was Hamaland dominant in dit deel van het land. Zutfen was de hoofstad of Palts van het noordelijk deel, Elten de hoofstad en Palts van het zuidelijke deel.

Beiden waren belangrijke bestuurscentra en stonden in aanzien. Zutfen lag strategisch aan de IJssel en was een knooppunt van de handel met het noorden en oosten. Via de IJssel en via de Berkel naar het oosten tot in het Münstrland. Everhard van Hamaland vluchtte toen Deventer en Zutfen werden aangevallen door de ‘Vikingen’. Dat was aan het einde van de 9e eeuw. Kort daarop werd in 882 een zogenaamde ‘ringwalburght’ om de vesting gebouwd, waarvan de sporen nu nog te zien zijn in de stad. Maar op de maquette zie ik de ‘spaken’ van het wiel en/of de wiel- of radvorm van de Friesche burghten, die ook algemeen waren in Denemarken. In Nederland zijn in de provincies Friesland, Groningen, Overijssel en Zeeland nog iets van 33 dorpen en steden die een bijna perfect rond centrum hebben. Deze stadscentra zijn de oude ringwalburgten en zijn typisch Fries/Saksisch en vinden we in de gebieden die door de Friezen beheerd werden sinds de 17e eeuw voor de jaartelling. Voor meer informatie: devorstelijkepaltsvanzutphen.blogspot.com/.

DE VORSTELIJKE PALTS VAN ZUTPHEN – DEEL 2
ZUTPHEN – De Hamalandse Grafen breidden hun macht uit, schreef ik in de EVERTJANPOEPENPIESBRIEF3… en met name in de 8e, 9e en de 10e eeuw was Hamaland dominant in dit deel van het land. Zutfen was de hoofdstad van het noordelijk deel. Strategisch gelegen op rivierduinen aan de IJssel en de Berkel en kruispunt van ‘Hessenwegen’ van Harderwijk over de Veluwe naar het oosten, van Arnhem naar het noorden en Hogh-Elten was hoofdstad van het zuidelijk deel van Hamaland. Vanaf de Eltenerberg (80 meter boven NAP) kijkt men op de Rijn neer en beheerste men de scheepvaart. De Elterberg is een uitloper van het Montferland waar de Heren van Bergh heersten (kasteel en macht in ’s Heerenbergh). Het Montferland is een echte berg. Vrij abrupt reizen de heuvels op uit het vlakke land, met de Hettenheuvel (86,2 meter boven NAP), de Hulzenberg (84,6 meter boven NAP) en de Keurvorstenheuvel (83,3 en 80,9 meter boven NAP) als hoogste punten van dit geïsoleerde ‘gebergte’ en natuurlijk de Eltenerberg.

‘Rond 967 werd op de Eltenberg door graaf Wichman IV van Hamaland een vrouwenabdij gesticht, de Vitusabdij, een adellijk jufferenstift. Zijn dochter Liutgard van Elten werd de eerste abdis van het Sticht Elten. Onder meer grote delen van ’t Gooi waren vanaf 968 tot 1806 eigendom van de abdij. De Hollandse graaf Floris V kocht in 1285 van hen het recht als landsheer in ’t Gooi op te treden. In 1811 gaf Napoleon, die dit deel van het Rijnland bezette, het bevel tot opheffing van de abdij. Bij dit klooster is nog steeds een eeuwenoude waterbron in gebruik. Op 23 april 1949 werd het gebied ter compensatie voor de Duitse bezetting tijdens deTweede Wereldoorlog aan Nederland toegewezen. Dit heeft geduurd tot het op 1 augustus 1963 aan Duitsland werd teruggegeven. In de eerste week na de annexatie door Nederland kwamen al 20 bussen met toeristen naar Hoog Elten, dat met zijn hoogte van 80 meter één van hoogste heuvels in de omgeving is met een mooi uitzichtspunt’ (uit Wikipedia).

Zowel Zutfen als Elten waren belangrijke bestuurscentra (van de Roomsche Kerk). Zutphen is dat eigenlijk gebleven tot enkele jaren terug, maar dan als centrum voor de Justitiële macht. Inmiddels heeft men gesneden in de taken van Justitie (in Diets ‘juist-is-die’, ofwel ‘rechtspreken’ en niet kromspreken) en Politie. Zo is de Politie-opleidingsschool naar Apeldoorn verhuisd, alsook de Recherche-opleiding en verdwijnt een juristenopleiding en wil men zelfs ook de Arrondissementsrechtbank sluiten. Na duizend jaren is de macht uit Zutphen verdwenen… mede mogelijk door de invloed van de ‘kracht’ van de positievere energieën die in de stad voelbaar zijn. In de jaren ’70 ‘heelden’ de Antroposofen de stad van haar negatieve energie en nu kan de stad weer in haar vrouwelijke kracht komen. Op tal van plaatsen zijn verschillende ‘krachten’ te voelen. Daar waar de Palts heeft gestaan is een sterke tinteling in het lijf waar te nemen en dat is een positieve energie. Iets verderop wil je het liefst weg… en daar is nu eenMichelin-3-sterrenrestaurant gevestigd! maar voor hoe lang?

Nogmaals in het kort; ‘Karel de Grote moordenaar’ voerde het christendom in in de lage landen, nadat zijn vader Clovis het in zijn tijd al had ingevoerd in zijn hele Rijk. De Nederlanden waren vanwege de ruige stammen in het noorden moeilijk bezoekbaar. Toch werden de Drenthen, Friezen en Saksen onderworpen aan deze kruistocht van de nobele Keizer. Jonge strijdbare mannen weken uit naar noordelijker gebieden om er hulp te halen. Zo ziet Assenaar Raymond ten Berge die tijd van onze ‘vaderlandse’ geschiedenis. Deze lieden weken uit (uutwieken) en werden ‘wiekelingen’ of ook wiekingen genoemd. Zij zagen hoe de Roomschristelijke zendelingen met hun soldaten de cultuur in het noorden schond, hoe de heilige Wodanseiken werden gekapt en hoe hun kinderen werden weggevoerd. Volgens Raymond moeten we hier het verhaal van de ‘Rattenvanger van Hameln’ in herkennen. Friesche en Saksische kinderen werden gedeporteerd en ‘christelijk’ opgevoed. Later werden zij weer in de gebieden van geboorte teruggezet. Zij bleven vaak christelijk en voedden ook hun kinderen zo op…

Karel de Grote Moordenaar heeft tienduizenden ‘noordelingen’ laten afslachten en/of deporteren. Met name trachtte hij de landadel aan zijn zijde te krijgen. Degenen die niet wilden, werden ontheven en hun bezittingen vielen toe aan Karel. Tja als je zo huishoudt en de macht aan je zijde hebt, kun je druk uitoefenen. Desondanks hebben jonge Friezen en Saksen de wapens opgenomen en hebben zij bij hun ‘broeders’ in Denemarken, Noorwegen en Zweden aangeklopt. Daar vroegen zij hulp; ‘Als jullie ons nu niet komen helpen onze taal, religie en cultuur te beschermen, zijn jullie straks aan de beurt’… of woorden van die strekking. Dit zijn de ‘wiekelingen’ en zij wisten duizenden broeders op de been te brengen. Zij gingen de geschiedenis in als de ‘wiekingen’ en dat verbasterde tot wikingen en vikingen. Eerst honderden, later duizenden strijders kwamen met hun langschepen naar de kusten van Friesland, Holland, Zeeland en Vlaanderen om daar de Roomschristelijke kapellen en kloosters te brandschatten en… (verder in deel 3 en 4 waarin ook ‘de slag bij Ane’- deel 2 is opgenomen).

We laten iets van onszelf achter wanneer we een plek verlaten.
We blijven daar, ondanks dat we zijn weggegaan.
PASCAL MERCIER

DE VORSTELIJKE PALTS VAN ZUTPHEN – DEEL 3
ZUTPHEN – Duidelijk mag zijn dat de zogenaamde ‘Noormannen’ afkomstig zijn uit Noorwegen, Zweden en Denemarken, maar dat de Vikingen (Wikingen/wiekelingen, zij die uutwieken) staan voor onze Friezen en Saksen. De Noormannen of de Vikingen zijn niet de medogenloze plunderaars waar onze geschiedkundigen hen voor houden. Duidelijk mag zijn dat op dergelijke wijze historisch onderzoek doen en helemaal de teneur volgend die de Roomse monniken aangezet hebben, dat deze manier geen recht doet aan de ware gebeurtenissen en verbloemd wat er zich werkelijk heeft afgespeeld. Mede een aanwijzing dat de ‘machten’ in ons land niet op de hand zijn van de Friezen en Saksen, maar van de gecorrumpeerde Hollanders die de marionetten zijn van adelijke geslachten uit Pruissen. Die vinden het wel prima dat de waarheid verhuld blijft. In Den Haag zit men overigens niet te wachten op de suprematie van het Friesche Volk en daarom ook is in de 2e helft van de 18e eeuw zo mooi het ‘omstreden’ Oera Linda Boek (uitgave van Ottema – 1871 en 1872) weggehoond.

Temidden van ‘scheuring’ in de kerkelijke wereld (de katholieken mochten weer openlijk hun geloof belijden en in snel tempo werden de zogenaamde ‘Staatskerken’ gebouwd), een shisma heet dat, zat men niet te wachten op een opleving van de Friesche nationaliteit en op onrust in de gewesten. Vóór 1795 was er in Nederland sprake van een ‘bevoorrechte kerk’, de Gereformeerde Kerk (later Hervormde Kerk genoemd). De kerk werd uit publieke middelen bekostigd en de instandhouding werd door de overheid gezien als openbaar belang. In 1795 leidde de Bataafse omwenteling in Nederland tot een zekere scheiding van kerk en staat, maar deze was alles behalve volledig. In de 2e helft van de 19e eeuw begon de overheid zich geleidelijk terug te trekken van de Hervormde Kerk. Dat leidde tot een gelijkere behandeling voor de Katholieke en de Hervormde kerken in Nederland. In 1851 werd in het Algemeen Regelement door de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk vastgesteld dat de kerk een volledige vrijheid van beweging ten opzichte van de overheid kreeg (Uit Scheiding van Kerk en Staat – internet).

De ‘Beeldenstorm’ raasde aan het begin van de 16e eeuw over midden- en west-Europa en begint in Wittenberg (1522) en gaat naar Zürich (1523), Kopenhagen (1530), Münster (1534), Genève (1535), Augsburg (1537) en in 1559 slaat het over naar Schotland, gevolgd in 1566 naar Frankrijk en de Nederlanden. Daar woedt de ‘reformatie’ van 10 augustus tot in oktober van dat jaar. Vele kerken worden geschonden en het interieur vernield. De verscherpte tegenstellingen tussen de katholieken (de Roomsche Kerk) en de nieuwlichters; de ‘gereformeerden’ (en later de ‘hervormden’), leidde indirect tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Wat ik hier en in al mijn vorige berichten laat doorschemeren is dat de tegenstellingen in de wereld, in Europa en met name ons land te maken hebben met het onderwerpen danwel uitroeien van de blanke Friesch-Saksische mensen. Die vrijheidslievend als zij zijn ooit gedwongen wegtrokken uit Sumer om hier een nieuw bestaan op te bouwen… en sinds hun komst in Europa belaagd worden…

en dat lukt heel moeilijk (dat opbouwen van een nieuw bestaan) omdat ‘krachten en machten’ van de onze opponenten steeds weer de confrontatie opzoeken. En kennelijk valt er hier meer te halen dan ‘vrijheid’ alleen, getuige de instroom van miljoenen niet-Europeanen. Die hier hun heil, geluk en inkomen zoeken… danwel mee-eten uit de goed gevulde ruif die het ‘Westen’ is. Al vroeg na hun vlucht naar westelijk Europa vallen de zuidelijke Friezen af en zij noemen zich de ‘Franken’. Zij tasten het Friesche Rijk op de kusten van Europa aan. Dan komt de tweede ster RA (Nibiroe/Mardoek) voorbij, ergens tussen 1588 en 1550 voor de jaartelling en brandden de oerbossen van midden-Europa af door de inslagen van meteorietenregens. En komen horden uit het zuiden naar het noorden omdat de natuurlijke barriërre is verdwenen. Kort daarop, als de eerste ‘Bronstijd’ speelt (14e eeuw voor de jaartelling) krijgen we hier de Grieksche oorlogen tussen de Hellenen, Phoeniciërs en Friezen en het beleg van Troje in het oosten van Brittannia.

Dan zien we tijdgaten, maar opeens duiken de Romeinen op die hier wel even korte metten zullen maken met de ‘achterlijke’ en heidense stammen in het noorden. Zij kijken op en verbazen zich over de gestructureerde en rijke samenlevingen in noordelijk Europa. Daar zijn op de wateren de Friezen ‘heer en meester’ en de Noordzee wordt dan niet alleen de Hellesee genoemd (naar Frau Holle/Helle – Nyhelle, Nehalennia en/of Neeltje Jans, dochter van admiraal Ion van de Friezen… of dochter van Enki, de schepper van de mens) – maar vooral de Friesche See. Na de Romeinen duikt Karel de Grote Moordenaar op en vervolgens wordt ook noord-Europa ‘christelijk’… en verlaten deze edele volken hun culturele en heidense herkomst. Als dan de ‘noordelijken’ moeite hebben met de Roomschchristelijke signatuur van het geloof in God, Jezus en vooral Maria en terugwillen naar een vereenvoudiging van het geloof, gebonden aan strakkere uitingsvormen, zijn de poppen aan het dansen… euh vallen de heiligenbeelden.

De Nederlanden komen onder Spaansch Bestuur en de Nederlanden krijgen uiteindelijk steun van Willem de Rijke jr. Willem de Rijke (1533-1584), prins van Oranje en graaf van Nassau leeft tot zijn elfde levensjaar op het ‘Hooge Huys’ ofwel het stamslot van de Nassau’s de Dillenburght te Dillenburg, alwaar hij een ‘Lutherse’ opvoeding krijgt omdat zijn moeder dat zo wil. In 1544 sterft een neef van Willem, René van Chalon, die in 1530 door erfenis ondermeer het onafhankelijke prinsdom Orange in Frankrijk verworven had. Ooit in bezit van ene Guillaume de Orange, die naar verluidt landgoederen en kastelen verhuurde aan de Katharen (zie ook het onderzoek van Klaas van Urk – Rennes-le-Chateau). Karel V, keizer van het Duitse Rijk en koning van Spanje, bedong echter dat de rechtmatige erfgenaam Willem de Rijke jr. jawel de 11-jarige Willem, overging tot het Roomskatholieke geloof en aan het hof in Brussel zou worden opgevoed. Vanwege het familiebelang gingen Willem’s ouders (Willem de Rijke sr. en Juliana van Stolberg) hier mee akkoord.

In Brussel werd de jonge Willem ingewijdt in de diplomatie en zo ontmoette hij Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva en ontmoette hij ook keizer Karel V en diens Spaansche zoon Filips. Karel V had een veel betere relatie met de jonge Willem dan met zijn eigen zoon Filips (die dan ook behoorlijk jalours was op Willem), wat de latere verhoudingen onderling tussen koning Filips II van Spanje en Willem van Orange-Nassau niet ten goede kwam. In 1555 werd Filips ‘heer der Nederlanden’ en het jaar erop ook koning van Spanje. Hij was een vroom, ernstig en sober mens, Willem was daarentegen opgewekt, sociaal vaardig en ambitieus. Toen Filips II middels de Inquisitie de ketterij in de Nederlanden (en ook in Frankrijk) wilde uitroeien (lees de niet-Roosche sentimenten en aanhangers), stuitte dit op weerstand bij Willem en groeide verzet tegen Filips II. Willem van Orange-Nassau schrijft dan ook; ‘Ick wil gaerne toegeven dat ick toen een groten maete van medeleyden voelde met zovele menschen van eer die aan den doodt overgelevert waeren, tevens voelde ick mee met dit landt, waarmede ick zozeer verbonden ben en waer men dacht een sekeren vorm van inquisitie in te voeren die wreder zoude zijn dan de Spaansche’…

Terug naar de koninklijke Palts in Zutphen en de hoofdlijnen van dit verhaal… en dat is (ook in tal van andere historische mijmeringen in mijn BRIEVEN en in deze nieuwe reeks) dat de tegenstellingen in Europa wat betreft religie, taal en cultuur de zichtbare uitingen zijn van de oude broederstrijd tussen de halfbroers Enki en Enlil. Mythologische en bijbelse goden en kolonisten en astronauten van een naburige planeet rond de tweede ster (of uit de 6e dimensie en amphibisch van oorsprong). Dus de afscheiding van de ‘Vrijen’ door burgtmaagd Kålta, ergens in de 17e eeuw voor de jaartelling, waar de Franken uit voortkwamen (die de Haan in hun banier voerden en waar de Fransen uit voortkomen), de Griekse oorlogen om Brons (Tin uit Brittannia) en de gekaapte schone jonkvrouwe Helena (Troje-verhaal), ergens in de 14e of 13e eeuw voor de jaartelling, de komst van de Romeinen, Karel de Grote, de Spanjaarden en de Fransen, die de basis legden voor het opdelen van de Nederlanden in een ‘noordelijk’ en een ‘zuidelijk’ deel en waarbij hertogdom Luxemburg zelfstandig werd – en dat de macht van de Nederlanden gebroken werd… (volgende keer meer in deel 4).

Wanneer je één ding door en door begrijpt, begrijp je alles.
SHUNRYU SUZUKI

DE VORSTELIJKE PALTS VAN ZUTPHEN – DEEL 4

Deel 4 is in de maak en valt samen met de Vikingen in Zutphen, Brummen (Brimnum, later Brünheim, al in 792 genoemd op documenten) volgens Raymond ten Berge uit Assen een typische Vikingennaam (Brummen zou dan van ‘berumme’ komen ofwel eromheen… omdat de rivier de IJssel, Isala in de Romeinse tijd, daar een grote boog maakt. Je moet er dus omheen, maar er was een doorwaadbare plaats, waardoor vermoedelijk de laatste Romeinen zijn gevlucht na hun nederlaag in het Teutoburgerwald. Ze trokken zuidwaarts en ook in de Achtehoek bij wat nu Varsseveld is, zou men slag geleverd hebben…)… de rest van het verhaal valt dan weer samen met mijn leven in Tecklenburg en Bentheim in de 12e eeuw. Ik was de zoon van de Graaf van Tecklenburg en een leven daarvoor monnik Volmar, secretaris en vriend van Hildegard von Bingen. We hadden toen in het oosten van ons land meer betrekkingen met het Emsland, Hamaland en zuidelijker met Geldern in Duitsland. Mijn vrouw in Tecklenburg ging als meisje vanuit Bentheim in Oldenzaal naar een kloosterschool (bovenop de mysterieuze Tankenberg). Daar staat nu een soort landhuis, maar mijn gepluis in de bibliotheek van Almelo wees uit dat er inderdaad in de 12e een klooster heeft gestaan. Wij hebben door middel van pendelen die informatie tot ons gekregen, zoals ook over de Anunnaki.

Evert Jan Poorterman (overgenomen uit enige van zijn nieuwsbrieven  3,4,6)

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.