Maandelijks archief: juni 2015

Leefregels van Calvijn bieden actuele handleiding voor ontspoorde bankiers

mekka-calvijnIn de zestiende eeuw heeft Calvijn richtlijnen opgesteld voor het uitlenen van geld. Deze voorwaarden en beperkingen voor bankieren blijken nog steeds zeer actueel en zouden steun kunnen bieden bij het ontwerpen van regels om nieuwe ontsporingen in het financiële systeem te voorkomen. De Westerse economieën doen er dan ook verstandig aan deze lessen van Calvijn ter harte te nemen.

Het is ruim 500 jaar geleden dat de reformator Johannes Calvijn werd geboren op 10 juli 1509. Calvijn is niet alleen van grote betekenis geweest voor de theologie. Ook zijn visie op de economie heeft een grote invloed gehad op de economische ontwikkeling van de westerse samenleving. Door zijn vernieuwende uitleg van het renteverbod in de Bijbel baande Calvijn de weg voor een legitimering van rente en de rol van geld in de economie. Tegelijkertijd verbond hij wel strikte eisen aan het uitlenen van geld. De voorwaarden en beperkingen die Calvijn oplegde aan bankieren zijn nog steeds actueel en kunnen steun bieden bij het ontwerpen van regels om ontsporingen in het financieel systeem te voorkomen.

calvijnBankieren en het renteverbod
Calvijn benaderde de economie met de ogen van de zakenman. Volgens Calvijn kan de financier een nuttige functie vervullen in de maatschappij. Geld is een middel om mensen met elkaar te verbinden. Door geld kunnen zij delen in de goederen van anderen. Aristoteles en de kerkvaders Ambrosius, Chrysostomus en de scholastieken leerde ons nog dat geld vruchteloos is. Dit wees Calvijn af. In combinatie met arbeid wordt het kapitaal productief. Maar zonder het kapitaal kan de arbeid niet productief worden ingezet.
Voorts achtte Calvijn verschillende passages uit de Bijbel irrelevant waar een verbod op rente werd uitgesproken. Bij zijn uitleg van Exodus 22,25, Leviticus 25,35-38 en Deuteronomium 23,19-20 maakte Calvijn een cruciaal onderscheid tussen consumptief krediet aan armen en investeringskrediet. Consumptief krediet heeft enkel tot doel om een arme in zijn directe nood bij te staan. Het levert voor de lener geen productieve waarde op. In het geval van een investeringskrediet wordt de lening wel aangewend om, in combinatie met arbeid van de lener, meer toegevoegde waarde te creëren. En in dat geval is het ook rechtvaardig dat de eigenaar van het geld een deel van de extra productie krijgt die de inzet van zijn kapitaal mogelijk maakt.

Grenzen aan rente
Toch legt Calvijn ook verschillende beperkingen op aan de praktijk van bankieren. Allereerst handhaaft hij het renteverbod wanneer het een lening aan armen betreft zodat zij in urgente behoeften kunnen voorzien. Er mag volgens hem geen voordeel worden genomen uit de armoede van anderen. In de tweede plaats mag men alleen geld uitlenen, als er voldoende overblijft om anderen te helpen. Het uitlenen tegen rente mag geen excuus zijn om het renteloos lenen te weigeren, met het argument dat dit de lener per saldo geld kost. De geldschieter kan immers het alternatief van investeringskredieten tegen rente overwegen. In de derde plaats dient de geldschieter de lening niet aan condities te onderwerpen die hij, als hij zelf zou lenen, onacceptabel zou vinden. Calvijn ontleent deze beperking aan de gouden regel uit Lucas 6,31: “Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.” In de vierde plaats stelt hij dat het niet geoorloofd is om uitsluitend geldschieter te zijn. Hij acht de morele gevaren daarvan te groot. Eenieder die zijn beroep ervan maakt, door bijvoorbeeld een bank op te richten, dreigt een rover te worden. In de vijfde plaats dient degene die het geld leent in staat zijn om met de lening meer inkomen te verwerven dan de prijs die hij betaalt voor de lening. Anders is er sprake van woeker. Calvijn veroordeelt dus het vragen van excessief hoge rente. Om deze grenzen aan lenen effectief te doen zijn, pleit Calvijn voor sterke overheidsregulering. Hij wist de autoriteiten in Genève, waar Calvijn predikant was, te overtuigen van een wettelijke regeling waarbij het wettelijk geaccepteerde rentepercentage op 5 procent (later 6 2/3 procent) lag, een relatief lage rentevoet voor die tijd.

Hoe zou Calvijn de kredietcrisis beteugelen?
Terwijl economen en beleidsadviseurs hun brein kraken over hoe de kredietcrisis fundamenteel kan worden aangepakt wordt het eeuwenoude gedachtegoed van Calvijn over het hoofd gezien. De beperkingen die Calvijn stelt aan het vragen van rente kunnen ons ook nu nog helpen in de kredietcrisis.

Neem het verbod om rente te vragen van behoeftigen. Een aangrijpingspunt voor deze conditie is dat de subprime-hypotheken, die aan de basis liggen van de kredietcrisis, veelal betrekking hebben op leningen aan mensen met een laag inkomen. Calvijns richtlijn schrijft voor dat men van de armsten in de samenleving geen rente mag vragen. Men kan zich daarom afvragen of een subprime-hypotheek dan wel het aangewezen product is om arme woningbezitters aan een eigen huis te helpen; zeker als men bedenkt dat de financiering daarvan gebaseerd was op de verwachting van verdere prijsstijgingen op de huizenmarkt. Moet men deze kwetsbare groepen wel aan zoveel risico bloot stellen? Dient de overheid niet een veel actievere rol te spelen bij het beschermen van deze kansarme groepen, bijvoorbeeld door garantiestellingen voor lage inkomensgroepen of directe inkomenssteun?

Uiteraard zijn het vooral de banken die grote risico’s lopen in de Amerikaanse woningmarkt. Immers, als een huiseigenaar de woonlasten niet meer kan opbrengen, kan hij vrij gemakkelijk van de schuldenlast afkomen door de huissleutel in te leveren bij de bank. Het risico op vermogensverlies dat optreedt door gedwongen verkoop van het huis ligt dus geheel bij de banken. Daarmee komen wij op de tweede voorwaarde die Calvijn stelt, namelijk dat financiers voldoende moeten overhouden om andere verplichtingen na te komen. Dit impliceert dat banken een verantwoord risicobeleid voeren, zodat bij tegenslagen geen andere vitale belangen geschaad worden. Wederom is Calvijns steun van overheidsregulering hier relevant. Niet zozeer in de vorm waarvoor Calvijn pleitte – een maximale rentevoet – maar wel in de vorm van toezicht op risicobeheer. Als het eigenbelang niet voldoende prikkelt tot verantwoord bankieren, dient de staat verantwoordelijkheid te nemen om de zelfzucht te beteugelen. Bijvoorbeeld door te eisen dat banken strikte voorwaarden stellen aan de kredietwaardigheid van woningbezitters, zonder uit te gaan van al te optimistische verwachtingen van prijsstijgingen. En dat bij het doorverkopen van hypotheken aan andere banken de risico’s transparant blijven. Verder betekent deze tweede voorwaarde ook dat mensen, bedrijven en ook overheden niet al hun financiële draagkracht moeten aanwenden voor hun eigen belang. Zeker nu de beurskoersen zo laag staan, is het verleidelijk om maximaal in te stappen en zo te profiteren van een eventueel toekomstig herstel. Dit mag echter geen belemmering zijn om de plicht jegens de nood van anderen niet na te komen. Voor dat doel moet voldoende geld voor opzij worden gelegd. Deze regel geldt ook voor de banken anno 2008. Het risicobeleid moet erop afgestemd zijn dat ook bij tegenvallende resultaten de bijdrage aan maatschappelijk verantwoord ondernemen er niet bij inschiet. En ook voor overheden geldt die regel. Nu de stormbal wordt gehesen is de verleiding groot om ontwikkelingshulp even stop te zetten. Volgens Calvijn moet echter het financieel beleid zodanig robuust zijn dat de geldstromen en handelsstromen naar de ontwikkelingslanden niet opdrogen.

De derde voorwaarde die Calvijn oplegt betreft respect voor het principe van wederkerigheid. Naleving van deze voorwaarde zou ertoe hebben bijgedragen dat de kredietcrisis minder heftig zou zijn geweest. Als banken meer uit het principe van Lucas 6,31 hadden gehandeld, hadden zij zichzelf niet toegestaan om de spaartegoeden die hun door onwetende spaarders waren toevertrouwd op een zeer risicovolle wijze te beleggen. Als zij zelf spaarder waren geweest, hadden zij ook liever gezien dat de banken minder hadden gegokt met het geld dat hun was toevertrouwd.

Tot slot nog een woord over Calvijns vierde voorwaarde: de afwijzing van banken. Deze  voorwaarde past niet meer binnen de huidige economische verhoudingen, maar zijn waarschuwing dat het beroep van bankier corrumpeert is nog steeds actueel. Dat blijkt wel uit het feit dat de bonuscultuur in het bankwezen uit de hand gelopen is. Op dit punt is Calvijns analyse van de hebzucht en zijn vergelijking met alcoholverslaving verhelderend. Net zoals alcoholverslaafden keuzes maken die hen niet verlichten en hun werkelijke natuurlijke behoeften dienen, zo ook wanneer hebzucht het hart van mensen in beslag neemt. De riante bonussen lijken inderdaad benevelend te hebben gewerkt en bankiers tot onverantwoorde risico’s te hebben aangezet. Dit heeft geleid tot grote schade aan andere belanghebbenden en de samenleving als geheel. Juist in deze sector is betrouwbaarheid een van de belangrijkste deugden en dat laat zich moeilijk combineren met hebzucht. Zelfs nu banken als Fortis schipbreuk lijden, willen degenen die daar verantwoordelijk voor zijn geweest zich hun bonussen niet laten onthouden. Dit komt in de buurt van roverij waar Calvijn de bankiers voor waarschuwt.

Terug naar calvinistische waarden
Naast de restricties op rente pleitte Calvijn ook voor een sobere levensstijl. In de kredietcrisis zijn beide nauw met elkaar verbonden. Op de achtergrond speelt immers een situatie van overconsumptie. Op microniveau lijken Amerikanen niet meer te weten wat sparen is en leven zij op de creditcard. Maar ook op macroniveau lopen de Amerikaanse schulden op door het excessieve bestedingsbeleid van de overheid. Dit heeft de Amerikaanse economie sterk verzwakt en is er mede oorzaak van geweest dat de kredietcrisis zo hard heeft toegeslagen. De Westerse economieën doen er verstandig aan deze lessen van Calvijn ter harte te nemen. In een vrije markt waar het eigen belang vrij spel heeft, krijgen destabiliserende corrumperende krachten teveel ruimte. Calvijn was daar bedacht op.

Bron:
Johan Graafland, 2008, “De leefregels van Calvijn bieden actuele handleiding voor ontspoorde bankiers” Me Judice, jaargang 1, 21 november 2008. Artikel bij: Me Judice – economen in debat
http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/de-leefregels-van-calvijn-bieden-actuele-handleiding-voor-ontspoorde-bankiers

Over Calvijn: http://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Calvijn

Een econoom die de rente wil afschaffen, komt nooit meer aan het werk!

Banken die geld uit het niets toveren stelen  waarde, omdat ze er niet voor werken. Rente over arbeid omgezet in geld is winst maken over andermens arbeid. Ook dit zorgt voor een ongelijke verhouding tussen mensen die geld verdienen met niets doen en anderen die de waarde scheppen door te werken.

Een zeer verhelderende uitleg van Pieter Stuurman. Neem even de tijd om dit goede verhaal op je in te laten werken! Pieter Stuurman legt in eenvoudige woorden en kleine stappen uit wat geld eigenlijk moet zijn. Geld is een waarde transport van waarde gegenereerd door arbeid. Arbeid is nml. het enige dat waarde schept. Als je bedenkt dat grondstoffen overal gratis voorradig zijn en het onze arbeid is die daar producten van maakt is het niet moeilijk te zien dat het de arbeiders zijn die waarde genereren. Het geld is dus van hen.

Bron: http://ommekeer-nederland.nl/de-essentie-van-geld/